Inspelen                                                                                            <laatst bijgewerkt:  2020-12-06>
In het kort:  
Heel vroeger moest je een nieuwe auto of motorfiets "inrijden".  De eerste paar honderd kilometer moest met matige snelheid gereden worden en er moest frequent olie ververst worden en ander onderhoud gedaan worden.
Naar aanleiding hiervan verkondigen nogal wat mensen in de High-end Hifi-wereld dat ook allerlei audio apparatuur "ingespeeld" moet worden om optimaal te gaan functioneren.
Dat "inspelen" berust -als je er eens goed over nadenkt- op een paar aannames die niet zonder meer waar hoeven te zijn, zoals:

1/ Door het gebruik veranderen de eigenschappen van het apparaat (zou kunnen, alles slijt).

2/ Die verandering komt de prestaties van het apparaat ten goede (twijfelachtig).

3/ Het veranderen stopt als het "optimum" bereikt is (ook twijfelachtig).

Verwante onderwerpen:  
burn-In,  veroudering,  slijtage,  badkuipcurve,  technische levensduur, commerciële levensduur.

Hoe zat dat bij die auto's?
Bij de fabricage is er altijd sprake van een zekere ruwheid van de loopvlakken van zuigers in de cylinders, de tandwielen en de lagers. Door een tijdje (voorzichtig) gebruik slijten deze ruwheden grotendeels weg, de loopvlakken worden gladder en de wrijving neemt af. Dat is een slijtproces en dat stopt als de loopvlakken goed glad zijn of "op elkaar ingesleten" zijn. In die "inrij periode" was extra olie verversen nodig om het slijpsel af te voeren.
Hedendaagse fabricage technieken leveren preciesere en gladdere oppervlakken af waardoor "inrijden" zo goed als niet meer nodig is.

En hoe zit dat bij Audio apparatuur?
Elektronische apparatuur als versterkers e.d. slijt zo goed als niet, in ieder geval niet op een termijn van weken of maanden. De technische levensduur van zulke apparaten is doorgaans 10-tallen jaren, en de gebruikelijke "ouderdoms problemen" zijn vrij specifiek, zie het lijstje hieronder.
Apparatuur waarin iets beweegt is ongetwijfeld meer aan slijtage onderhevig, maar ook dan spreken we over vele jaren probleemloos functioneren.

Wat er wèl het geval is: Als je een ingreep in je apparatuur gedaan hebt -ook al valt daarvan geen enkele verandering in het geluid te verwachten- ga je een tijdje kritischer luisteren dan op andere momenten als je alleen maar van mooie muziek wilt genieten. Bij dat kritischer luisteren ontwaar je vaak pas na enige tijd dingen die je als nieuw of veranderd ervaart, maar die er altijd al waren. Je bent geneigd het toe te schrijven aan de wijziging in de spullen, en -omdat je het niet onmiddelijk hoorde- aan een inspeel periode.
Als er al iets "ingespeeld" is dan zijn het je oren, maar niet de apparatuur.
Als de wijziging nadrukkelijk wèl een technische verandering inhoudt, bijv. andere luidsprekers,  gebeurt het ook vaak dat je pas na een paar dagen de verschillen echt goed gaat horen. Ook hier is het een kwestie van wennen aan- en uitzoeken: "Het is anders, maar wat is er nou precies anders.....".

Hieronder een lijstje van slijtage / verouderings problemen die zich wel eens voordoen in audio apparatuur. (in willekeurige volgorde)

1/ Bij basluidsprekers slijt de ophanging aan de rand van de conus bij langdurig intensief gebruik op hoge geluidssterkte waarbij de conus sterke uitslagen maakt. Uiteindelijk gaat de conus scheve bewegingen maken en gaat de spreekspoel aanlopen tegen de magneet. Dit geeft ernstige vervorming. Bij de wat ouderwetse papieren rolrand gebeurt dit wat gemakkelijker, bij de modernere rubber randen gebeurt het minder gemakkelijk. En ja, als je de luidspreker echt overbelast gaat het flink wat sneller.

2/ Bij diezelfde basluidsprekers kan het gebeuren dat de stijfheid van de ophanging, zeg maar de veerkracht, wat vermindert na een tijdje stevig spelen. Voor luidsprekers in een basreflex kast (en dat zijn veruit de meeste) betekent dat dat de afstemming niet meer klopt. Dat levert een minder goede basweergave op. Er is geen mechanisme dat dit slijtage proces stopt, bij een luidspreker die aan deze kwaal lijdt gaat het gewoon door totdat 'ie echt kapot gaat.

3/ Bij buizenversterkers zijn er twee in het oog springende slijtage processen:
3a/ Na verloop van tijd (vele jaren) zal de emissie van de kathodes afnemen. De eigenschappen en de instelling van de buis veranderen daardoor, en er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat tot een verbetering van de prestaties leidt. Er is ook geen reden dat het proces op een gegeven moment stopt.
3b/ Vooral bij eindbuizen -die doorgaans wat heter worden- treedt er, ook weer na verloop van jaren, nog wel eens gasvorming op. Dat is te zien aan een blauwige gloed in het inwendige, tussen de kathode en de anode. Ik vermoed dat hierdoor een versnelde degradatie van de kathode kan optreden (vergiftiging) en dat zal die buis er niet beter van maken.

4/ Bij CD- , DVD- en dergelijke spelers (ook die in computers) gaat de laserdiode in de afspeelkop achteruit in lichtoprengst, op een termijn van pakweg 5 of 10 jaar. In een huishouden waar gerookt wordt kan vervuiling van de lens ook bijdragen. E.e.a. resulteert er in dat steeds meer CD's door zo'n speler geweigerd worden, of niet geheel afgespeeld kunnen worden.
Bij modernere spelers wordt de laser intensiteit in de gaten gehouden en gecorrigeerd zodat de levensduur flink wat langer is, maar het blijft eindig.

5/ Elektrolytische condensatoren lopen op een termijn van enkele 10-tallen jaren meestal terug in waarde. Dat geeft bij oudere versterkers nogal eens problemen die zich uiten in een verminderde of vervormde basweergave of het niet halen van het oorspronkelijke uitgangsvermogen (vooral bij lage tonen)

6/ Potmeters (de regelaars voor volume en klank) gaan na een jaartje of 20 nog wel eens kraken. Veelal is dat te verhelpen met een spuitbus met een geschikt schoonmaakmiddel (bijv. Kontakt-60), maar soms moeten ze echt vervangen worden. Het is dan vaak een probleem om een type te vinden dat precies past. 
In sommige gevallen kan mijn ontwerp van een "kraakvrije volumeregeling" een uitkomst bieden. Ontwerp in Elektor van oktober 2009.

7/ Tulp- of RCA connectors voor signaal kabeltjes kunnen op een termijn van vele jaren geoxideerd raken en maken dan geen goed contact meer, hetzij in de pen (signaal) of in de tulp (mantel, massa verbinding) Het leidt tot kraken of uitval van een audio-kanaal, soms tot een bromprobleem. Een remedie kan zijn om de steker eens flink te bewegen, draaien in het contact, of de middenpen met een tangetje een beetje krom te buigen en/of de tulp een beetje onrond te knijpen zodat 'ie beter contact maakt. Het gebruik van fijn schuurpapier is af te raden, daarmee verwoest je de chroomlaag en komt de onderliggende koper- of ijzerlaag te voorschijn die veel sneller oxideert.
Connectoren waarbij zowel het kabeldeel als het chassisdeel verguld is hebben geen last van oxidatie problemen. Een slecht contact door mechanische toleranties is nog wel mogelijk, maar dan helpen de bovengenoemde knijpmaatregelen.
.